In het Engelsch staat age, waarmede Saturninus bedoelt, dat hij ouder is dan
Bassianus en naar het recht van eerstgeboorte den voorrang moet
hebben.—Als Bassianus zich, twee regels verder, Cæsars zoon noemt,
bedenke men, dat alle keizers den naam van Cæsar droegen; hij wil
den weg naar het kapitool bezet houden, opdat de Romeinen zich niet
aan het eerstgeboorterecht behoefden te onderwerpen, maar vrij
konden kiezen; Bassianus meent door zijn verdiensten meer aanspraak
te hebben op den troon.
I. 1. 77. Gij
groote schutsheer van dit kapitool. Jupiter.
I. 1. 88. Aan
den oever van den Styx. Zoolang de lijken onbegraven zijn,
moeten de schimmen omdwalen bij den Styx zonder rust te vinden; zie
Homerusʼ Odyssea XI. 51. Het Latijn, dat volgt, ad manes fratrum, aan
de schimmen hunner broeders, is niet van het beste.
I. 1. 136. Die
aan Hecuba. In het Engelsch staat: de Koningin van Troje,
waarmede Hecuba gemeend is. Volgens den Griekschen treurspeldichter
Euripides had Priamus, Trojeʼs val voorziende, zijn jongen zoon
Polydorus aan zijn gastvriend Polymestor, koning op de Thracische
Chersonesus (thans het schiereiland van Gallipoli of der
Dardanellen) met vele schatten toevertrouwd. Polymestor echter
doodde na Trojeʼs val den jongeling en het lijk werd door Priamusʼ
weduwe, die als gevangene door de Grieken werd medegevoerd, op het
strand gevonden. De rampzalige moeder wist door list den moordenaar
tot zich te lokken en zij krabde hem, door de andere gevangen
Trojaansche vrouwen bijgestaan, de oogen uit. Ovidius verhaalt de
geschiedenis in zijn Gedaanteverwisselingen (XIII, 432 vgg.) en uit
dezen dichter zal zij aan Sh. bekend zijn geworden.
I. 1. 177. Daar
zij ʼt geluk van Solon heeft erlangd. Solon zeide tot koning
Crœsus van Lydië, dat niemand voor zijn dood gelukkig te noemen
was.
I. 1. 185. Wees
alzoo candidatus, d. i. met de witte toga bekleed, waarin
zij zich wikkelden, die bij de overheid en het volk naar openbare
ambten dongen; het Latijnsche woord beteekent hier dus
kroonpretendent. De voorgangers van Sh. spreidden gaarne hun
geleerdheid ten toon en bezigden Latijnsche en zelfs Grieksche
woorden.5
Sh. treedt hier in hun voetstappen en brengt later (I. 1. 280) het
zeggen “Suum cuique”, “Aan
ieder het zijne”, te pas: zoo wordt ook (I.
1 comment