- Semiramis...
- En dien Vorst van Syrië, die wilde behagen aan wie hij beminde en wie smachtte naar de bloemrijke bosschen van haar geboorteland. Zoo lang die offers worden gewijd, zullen de muren en de pijlers, die de Tuinen torsen, nooit instorten, Heer.
- Gij zijt gelukkig in dit werk en dit vertrouwen?
- Ja, Heer. Ik zoû niet gelukkiger zijn, zoo ik een Koning ware dan ik ben als de gaardenier dezer Tuinen.
- Ik ken een gaardenier, die Koning werd. Hij heette Abdalonymus en is Koning van Sidon. Benijdt gij hem?
- Neen, Heer.
- Weet gij, of ik een Koning ben?
- Ik vermoed, dat gij zijt Alexandros.
- Gij zaagt mij niet eerder?
- Neen, Heer.
- Toen ik enkele dagen geleden Babylon binnen kwam, zagen mij álle Babyloniërs. Snoeidet gij toen?
- Ja, Heer. Er is iederen dag te snoeien, of de Tuinen verwilderen.
- Maar gij snoeidet toch, te mijnen gerieve, dien gij niet gingt verwelkomen...?
- Ik snoeide, Heer, steeds ten gerieve van alle vorsten, die kwamen en mijn vaderen deden als ik.
- Het deert u niet wie over Azië heerscht. Zijt gij een wijsgeer?
- Misschien gaven boomen en bloemen mij wijsheid, Heer. Boomen en bloemen hebben hier eeuwen voorbij zien trekken; al zijn zij de kinderen hunner vaderen en moederen niet anders dan wij menschen zijn, in hun kiem bleef de herinnering... Zij hebben zekerlijk, zoo zij de wijsheid beminden, beter kunnen beschouwen en overdenken dan de menschengeslachten in de woeling der op elkaâr volgende levens.
- Gij hebt gelijk. Misschien komt er een oogenblik, dat ik, die Koning van Azië ben... u benijden zal.
- Dán zult ge zóó in macht gegroeid zijn, Koning, dat het niet te zeggen zal zijn.
- Gelooft ge? Ik zal uw woord onthouden, gij raadselachtige man. Noem mij uw wensch en die is vervuld.
- Mij tot mijn dood te laten, Heer, in het geluk van mijn werk en mijn kinderen en kindskinderen zoo te laten.
- Het zij u toegestaan... zoo ik langer leef dan gij.
- Gij zult altijd langer leven dan wie uw Slaven zijn, onsterflijke Alexandros...
Droefgeestige ironie klonk in dat woord...
Vol verwonderende genegenheid omvatte in zijn blik Alexandros den ouden tuinman.
1 comment