'Dus' - de kanselier scheen op iets terug te komen - 'de juiste datum van de terugkeer Uwer Majesteit en de keizerlijke familie naar de rezidentie, kan Uwe Majesteit nog niet bepalen...?'
'Neen,' sprak Othomar, die zijn laatste stuk tekende, dat de secretaris daarna opnam met eerbiedige vingeren, en hij draalde even tot de secretaris zich had teruggetrokken; 'maar ik denk er over de keizerin vóór te gaan naar Lipara. Het is er nog te warm voor de hertog van Xara, en het klimaat hier doet Zijne Hoogheid goed.'
'En waarom zou Uwe Majesteit Haar eigen vertrek vervroegen?' vroeg de kanselier met zijn altijd even blanke stem, die toonloos kwam tussen zijn dunne lippen, terwijl zijn ogen altijd met de zelfde eerbied vaag schuin opkeken naar zijn souverein.
Othomar stond op.
'Het Congres is bepaald voor de zeven-en-twintigste van deze maand...'
Hij zeide dit met de zakelijkheid zonder nadruk of klemtoon, waarmee men iets recapituleert, dat bekend is. De kanselier boog even het hoofd, verder vragende met de blik. De keizer richtte zijn tengere jongensgestalte wat hoger; zijn ogen zagen nu met de zelfde vaag schuine blik als van Ezzera tot deze op. En hij vervolgde met een zeer kalme en vaste stem:
'Wij nemen ons voor de opening van het Congres bij te wonen...
'In Uwer Majesteits Hoogst Genadige eigen persoon!?'
'In persoon...'
De kanselier trilde een trek over de effenheid van zijn gezicht: een niet te bedwingen verrassing. Even sidderden zijn pinkers over zijn ogen heen...
'Uwe Majesteit zal zeker goed overwogen hebben wat Zij met deze hoge eer te verlenen aan het Congres, verklaart te doen... Verklaart te doen, ten getuige van Europa...'
'Zeker...'
'Mocht Uwe Majesteit nog niet al Haar besluitnemingen omtrent dit gewichtige punt hebben vastgesteld, zo zou ik de vrijheid willen nemen... Uwe Majesteit een raad te geven.'
'En welke?'
'Te overdenken of Zij niet goed deed af te zien van dit genomen besluit en niet in persoon te verschijnen op het Congres.'
'Waarom?'
'Ik weet, dat Uwe Majesteit zich niet stoort aan wat is... aan traditie, conventie. Toch... Uwe Majesteit zou hiermee een stap doen, waartoe nog geen enkele souverein in Europa het tijdstip gunstig achtte.'
Othomar hief zijn schuine blik rustig op en drong hem in Ezzera's ogen. Het kostte hem moeite dat zo te doen, maar hij deed het.
Toen zeide hij:
'Maar ik doe die stap, Ezzera. Ik acht het tijdstip gunstig. En ik meen, dat de keizer van Liparië een stap doen kan, zonder te vragen wat andere souvereinen dachten of deden. De zeven-en-twintigste woon ik de opening van het Congres bij. Ik wens ook uw tegenwoordigheid, die van het Ministerie, van het Huis van Adel en van de Staten. Ik wens, dat het Congres geopend wordt met grote, met zeer grote luister. Ik wil meer doen dan wat één vorst al gedaan heeft; ik wil meer doen dan mijn bescherming verlenen aan het Congres. Ik wil mij met mijn gehele ziel verklaren vóór de ontwapening en de Universele Vrede. En ik wil dat doen in het Congres en met mijn eigen stem...'
Ezzera boog vaag.
'De heer Wlenzci wacht ons: wil zo goed zijn de schel van de antichambre te drukken, Excellentie.'
Een raadselachtige trek flitste vlug over het gelaat van Ezzera: hij drukte de schel.
'De heer Wlenzci,' sprak de keizer tot de kamerheer, die verscheen.
Er gingen drie seconden om, waarin de atmosfeer gespannen was als met een nauw bedwingbare en toch onzichtbare, uitbarsting. Trillende beroeringen gingen om in de zielen van de vorst en zijn kanselier, achter de voorname kalmte der woorden en de enkele stille gebaren.
Toen werd Wlenzci aangediend, lid der Lagere Staten, prezident van de Liparische Interparlementaire Groep en prezident der Commissie, die het Vrede-Congres voorbereidde.