‘Rustig! Alsof ik een greenhorn toestemming moet vragen als ik met hem praten wil!’
‘Greenhorn?’ herhaalde ik diep gekwetst. ‘Ik neem aan, mr. Henry, dat het woord u ontglipt is.’
‘Sla jezelf niet te hoog aan, meneer. Ik heb opzettelijk gezegd dat je een greenhorn bent en wat voor een! De inhoud van je boeken ken je, dat is waar. De jongeman weet nauwkeurig, hoe ver de sterren van ons af staan, wat Nebukadnezar op kiestafeltjes heeft geschreven en hoeveel de lucht weegt, die hij toch.niet grijpen kan. En daarom verbeeldt hij zich knap te zijn. Maar steek de neus eens in het leven, zo’n vijftig jaar in het leven, dan leer je waarin de werkelijke wijsheid ligt. Wat je nu weet, betekent niets - in het geheel niets. En wat je nu kunt, deugt nog minder. Je kunt niet eens schieten.’
Hij zei het verachtelijk en nadrukkelijk, alsof hij het zeker wist. ‘Niet schieten? Hm, wilde u mij dat soms vragen?’
‘Ja. Geef antwoord.’
‘Met een goed geweer in de hand, eerder niet.’ Hij legde de loop waaraan hij werkte weg en keek me aan. ‘Jij met een geweer in de hand? Ik denk er niet aan. Mijn geweren komen alleen in handen die er voor mij eer mee inleggen.’
‘Dié heb ik,’ zei ik. Hij nam me van opzij nog eens op, begon weer aan zijn loop te werken en mompelde: ‘Zo’n greenhorn! Zou me haast kwaad maken.’ Ik liet hem praten, want ik kende hem. Ik stakeen sigaar opgaar- na er een kwartier niets werd gezegd. Toen werd het hem te machtig. Hij hield de loop tegen het licht, keek erdoor en merkte op: ‘Schieten is moeilijker dan naar de sterren kijken of kleitafels van Nebukadnezar lezen, begrepen? Wel eens een geweer vast-gehouden?’
‘Dikwijls.’
‘Ook aangelegd en geschoten?’
‘Reken maar.’ lachte ik. ‘En geraakt?’
‘Natuurlijk.’
Hij liet de onderzochte loop haastig zakken, keek mij weer aan
en zei: ‘Getroffen, ja natuurlijk. Maar wat?’
‘Het doel, dat ligt voor de hand.’
‘Wil je mij dat wijsmaken?’
‘Ik maak u niets wijs. Het is waar.’
‘Loop naar de duivel, meneer! Van jou krijg ik geen hoogte. Jij zou een muur van vijf meter hoog en tien meter lang nog niet raken, maar je beweert het tegendeel met zo’n ernstig betrouwbaar gezicht, dat de gal mij haast overloopt. Ik ben geen jongen die les van je krijgt. Zo’n greenhorn en boekenwurm wil kunnen schieten! Heeft zelfs in Turkse, Arabische en andere oude boeken geneusd en beweert, tijd voor schieten te hebben gevonden. Neem dat oude geweer eens van die spijker en leg aan, alsof je schieten wilt. Het is een beredoder, de beste die ik gehad heb.’ Ik nam het geweer en legde aan.
‘Hallo!’ riep Henry. ‘Wat nu? Je hanteert het als een wandelstokje. Ben je zo sterk?’
Als antwoord greep ik hem bij zijn dichtgeknoopte jas en de
broekriem en tilde hem met een hand op.
‘Hang it all! Wat drommel!’ schreeuwde hij. ‘Laat me los! Je bent nog sterker dan mijn Bill.’
‘Bill? Wie is dat?’
‘Dat was mijn zoon - beloofde een flinke kerel te worden. Werd, toen ik van huis was, met de anderen vermoord.