Je hebt ongeveer zijn gestalte, haast zijn ogen en
ook dezelfde trek om de mond. Daarom vind ik je - ach nee, dat gaat je niets
aan.’ Een diep leed werd op zijn gelaat zichtbaar; hij streek het als het ware
met zijn hand weg en zei op zijn gebruikelijke toon; ‘Met jouw spierkracht,
meneer, is het werkelijk jammer, datje je zo in de boeken hebt verdiept. Je had
aan sport moeten doen.’
‘Heb ik gedaan.’
‘Heus?’
‘Ja.’
‘Boksen?’
‘Werd bij ons niet gedaan. Maar turnen en worstelen kan ik.’
‘En rijden?’
‘Ook.’
‘Schermen?’
‘Ik heb er les in gegeven.’
‘Niet zo snoeven, man!’
‘Wilt u de proef nemen?’
‘Nee, nee, ik heb bij voorbaat mijn bekomst. Moet aan het werk trouwens. Ga toch
weer zitten.’
Hij ging naar zijn werkbank en ik ging zitten. Henry leek over iets belangrijks
na te denken. Onverwacht keek hij op en vroeg: ‘Heb je iets aan wiskunde
gedaan?’
‘Het was een van mijn lievelingsvakken.’
‘Landmeetkunde?’
‘Heel graag zelfs. Ben er vaak voor mijn genoegen met het meet-instrument op
uitgetrokken.’
‘En je kunt meten, werkelijk meten?’
‘Ja. Ik heb zowel aan lengte- als hoogtemetingen gedaan, of- schoonikmezelf
nietalseenvolleerdlandmeterwil beschouwen.’
‘Well, uitstekend.’
‘Waarom wilt u dat alles weten, mr. Henry?’
‘Daarvoor heb ik mijn redenen, begrepen? Je zult die tijdig horen. Moet eerst -
nou ja, moet eerst weten of je schieten kunt.’
‘Neemt u de proef maar.’
‘Daarop kun je rekenen. Wanneer begin je morgen met de lessen?’
‘Om acht uur.’
‘Kom om zes uur bij mij. We gaan naar de schietbaan, waar ik mijn geweren
probeer.* ‘Waarom zo vroeg?’
‘Omdat ik niet langer wil wachten. Ik wil je laten zien datje een greenhom bent.
En nu heb ik iets belangrijkers te doen.’ De geweerloop was blijkbaar klaar en
hij nam uit een kast een veelkantig brok ijzer, waarvan hij de hoeken begon af
te vijlen. Ik elk van de talrijke vlakken zag ik een gat. Hij raakte zozeer in
zijn werk verdiept, dat hij mij leek te vergeten. Zijn ogen glinsterden en nu en
dari bekeek hij zijn werkstuk met een haast liefdevolle blik. Dat brok ijzer
moest hem veel waard zijn. Ik werd nieuwsgierig en vroeg: ‘Een onderdeel voor
een geweer, mister Henry?’
‘Ja,’antwoordde hij.
‘Ik ken geen type geweer met dit onderdeel,’ zei ik.
‘Dat geloof ik. Moet nog komen. Zal wel Henry-geweer gaan heten.’
‘Aha! Een nieuwe uitvinding?’
‘Yes.’
‘Neem me mijn vraag niet kwalijk. Het is zeker nog een geheim?’
Hij tuurde aandachtig in elk van de gaten en hield het brok ijzer
enkele malen tegen de achterkant van de loop.
‘Een geheim is het. Maar jou vertrouw ik. Je kunt zwijgen, al
ben je een rasechte greenhorn. Het wordt een korte buks, een
repeteergeweer met vijfentwintig schoten.’
‘Onmogelijk!’
‘Hou je mond! Ik ben niet zo dom, aan iets onmogelijks te be-ginnen.’
‘Maar dan moet u toch munitiekamers voor vijfentwintig schoten hebben.’
‘Heb ik ook.’
‘Die zouden hinderlijk groot zijn.’
‘Het is er maar één en in het geheel niet hinderlijk. Dit stuk ijzer is de
kamer.’
‘Hm! Ik heb geen verstand van uw vak; maar zeg eens, wordt zo’n loop niet te
heet?’
‘Geen sprake van. Materiaal en bewerking van de loop zijn mijn geheimen. Is het
bovendien altijd nodig, de vijfentwintig schoten achtereen te lossen?’
‘Meestal niet’
‘Nou dan! Dit stuk ijzer wordt een bol die door een speciaal mechanisme
rondwentelt.
1 comment