Vijfentwintig gaten erin bevatten iedereen patroon. Per schot draait de bol en schuift de volgende patroon voor de loop. Heb al lange tijd met het idee rond gelopen; wilde niet lukken. Nu lijkt het te kloppen. Heb als gun- smith al een goede naam; zal beroemd worden en geld krijgen.’
‘Met een slecht geweten.’ Henry keek me verbluft aan en vroeg: ‘Waarom een slecht geweten?’
‘Hoeft een moordenaar dan geen slecht geweten te hebben?’
‘Zounds! Noem jij mij een moordenaar?’
‘Nu nog niet, maar u zult het worden. Wie een moordenaar helpt, is even schuldig als de moordenaar.’
‘Man, loop naar de duivel! Ik help geen moordenaars.’
‘Massamoordenaars zult u helpen. Als u een geweer ontwerpt dat vijfentwintig maal achtereen schiet en u geeft het de eerste de beste vagebond in handen, dan wordt er gruwelijk gemoord in de prairiën, inde bossen en dalen van het gebergte. De Indianen zullen als coyotes1 worden neergeschoten en over enkele jaren zijn er geen meer. Wilt u dat op uw geweten hebben?1 Hij staarde mij aan en gaf geen antwoord. ‘En,’ ging ik verder, ‘als ieder dit moordtuig kan kopen, zult u er in korte tijd duizenden van leveren, maar mustangs en buffels worden uitgeroeid, met andere wildsoorten waarvan de roodhuiden moeten leven. Duizenden broodjagers zullen met uw ge- wee naar het Westen trekken, het bloed van mens en dier zal bij stromen vloeien en binnenkort zal aan weerskanten van het Rotsgebergte alle leven verdwenen zijn.’ "s Death!’ riep hij. ‘Ben je werkelijk pas uit Europa gekomen?’
‘Zeker.’
‘En tevoren nooit hier geweest?’
‘Nee.’
Me reinste greenhom dus! En toch praats alsof hij de voorvader van alle Indianen is en hier al duizend jaar gewoond heeft. Meen niet, manneke, dat je mij kwaad krijgt. Al had je gelijk, ik zou nooit een gewerenfabriek openen. Ik ben een eenzaam man en dat wil ik blijven. Voel er niets voor, met honderd of meer arbeiders op te trekken.’
‘U zou om geld te verdienen immers patent op uw uitvinding kunnen nemen en dat verkopen?’
‘Laat dat maar aan mij over, meneer. Tot dusver heb ik gehad wat ik nodig had en ik zal er zonder patent ook wel komen. En ga nu maar. Ik luister niet graag naar een piepende vogel, die eerst moet uitvliegen eer hij kan zingen.’
Ik nam hem zijn grofheid niet kwalijk. Zo was hij nu eenmaal en ik begreep hoe hij het bedoelde. Hij had genegenheid voor mij opgevat en wilde mij waar hij kon behulpzaam zijn. Ik gaf hem mijn hand, die hij krachtig drukte, en liet hem alleen. Ik kon niet voorzien hoe belangrijk deze avond voor mij zou worden en welke rol de zware beredoderen de nog onvoltooide ‘Henry-buks’ in mijn later leven zouden spelen. Maar op de volgende morgen verheugde ik mij: ik kon werkelijk schieten en wilde hem dat graag bewijzen.
Om zes uur was ik bij hem. Hij wachtte al en gaf mij met een spottende glimlach op zijn verweerd gezicht een hand. ‘Welcome, sir. Zo te zien lijk je zeker van de overwinning. Denk je de muur, waarover ik sprak, te treffen?’
‘Ik hoop het.’
‘Well, dan gaan we dadelijk. Ik neem een lichter geweer en jij draagt de beredoder. Die is mij te zwaar.’ Hij hing een licht dubbelloops geweer over zijn schouder en ik nam de oude gun.