Dat was mij welkom, want daarvan was ik beter op de hoogte dan van de mij nog niet vertrouwde Amerikaanse omstandigheden.
Henry leek heel wat belangstelling voor de landmeetkunde te hebben. Alles wilde hij weten en met genoegen liet ik mij zo diep in het gesprek betrekken, dat ik tenslotte alleen nog vragen be-antwoordde over het gebruik van verschillende instrumenten en het tekenen van kaarten en plattegronden. Inderdaad, ik was een greenhorn, want de bedoeling ontging mij. Pas toen ik iets verteld had over aard en verschillen van opmeting door coördinaten, van pool- en diagonaalmetliode, van perimetermeting, van repetitiemethode en trigonometrische landmeting en de drie heren onopvallend tegen de geweermaker zag knikken, kreeg ik argwaan. Ik stond op om Henry duidelijk te maken dat ik wilde vertrekken. Hij verzette zich niet eh men liet ons - nu ook mij - nog hartelijker gaan dan wij ontvangen waren. Zodra men ons van het kantoor uit niet meer kon zien, bleef Henry staan, legde zijn hand op mijn schouder en keek me met voldoening aan.
‘Jongeman, greenhorn, dat doet me nu plezier. Ik ben werkelijk trots op je!’
‘Waarom trots?’
*Je hebt mijn aanbeveling en hun verwachtingen overtroffen.’
‘Aanbeveling? Verwachtingen? Begrijp ik niet.’
‘Heel eenvoudig. Je beweerde laatst, iets van landmeetkunde af te weten. Om erachter te komen of dat meer dan bluf was, heb ik je door deze gentlemen, goede kennissen van mij, aan de tand laten voelen. Het blijkt een heel gezonde tand, je hebt ferm van je afgebeten.’
‘Bluf? Mr. Henry, als u mij daartoe in staat acht, kom ik niet meer bij u.’
‘Kom, kom, je zult een oude man niet van het genoegen beroven, dat hij bij je vindt op grond van je gelijkenis met mijn zoon, zoals je weet. Ben je nog bij de paardenkoper geweest?’
‘Elke morgen.’
‘Op de roodschimmel gereden?’
‘Ja.’
‘Wordt dat paard goed?’
‘Zeker. Ik betwijfel wel, of de koper ermee overweg zal kunnen. Het heeft zich aan mij gewend, maar werpt ieder ander af.’
‘Blij dat te horen. Het wil blijkbaar alleen greenhorns dragen. Deze zijstraat slaan wij in. Ik ken daar een dining-house waar men uitstekend eet en nog beter drinkt. Je hebt de proef voortreffelijk doorstaan - dat moet gevierd worden.’ Henry leek een ander man te zijn geworden. Eenzelvig als hij was. wilde hij toch in een dining-house eten. Zijn gezicht stond ook anders en zijn stem was opgewekter. Hierna zocht hij mij dagelijks op en hij behandelde mij als een dierbare vriend die men vreest spoedig te verliezen. Trots op deze voorkeur liet hij overigens niet bij mij opkomen. Steeds had hij een domper bij de hand in het hatelijke woord greenhorn. Merkwaardigerwijs kwam ook het gezin waar ik werkte, mij anders tegemoet. De ouders toonden meer belangstelling voor mij en de kinderen waren liever. Soms betrapte ik hen op blikken, die ik haast spijtig had willen noemen. Omstreeks twee weken na ons zonderling bezoek aan het topografisch bureau verzocht mevrouw mij, hoewel ik een vrije avond had, het diner met het gezin te gebruiken. Als reden daarvoor gaf zij op, dat mr.