De Sidonische en de andere begonnen te grienen, maar Amestris snauwde en beval: 'Gauw, gauw!'
Zij kropen, de twee slavinnen, over de middenleegte der zaal naar de divan van Atossa.
'Lelijkerds, lachbekken, luilakken!' schold Atossa en hief de zweep en sloeg.
Haar bevende oude hand trilde; zij raakte niet of slecht. De twee slavinnen kreten echter jammerende op, vluchtten toen, de ene links, de andere rechts, in ritmische sierlijkheid als van een ballet, weer achter de koningin.
'Windt de purperen zij,' beval Amestris ontevreden.
De slavinnen wonden weer en giechelden, achter Amestris en het weefgetouw zich onzichtbaar makende.
Links van Atossa hurkte op een divan Artystona en rechts hurkten, op twee andere divans, Faidyma en Parmys. Het waren de drie andere koningin-weduwen, vrouwen van Dareios, Xerxes' onvergetelijke vader. Zij zaten met om zich heen haar slavinnen en een stoet van wasvrouwen bracht juist op dit ogenblik tal van korven binnen, waarin de sluiers van de koninginnen en prinsessen, en haar zakdoeken. Naast Parmys zat Artaynta, de jeugdige, zeer schone dochter van des konings halfbroeder Masistes, en naast Artystona zat Artazostra, Xerxes' zuster - maar geen dochter van Atossa - de vrouw van Mardonios, Xerxes' neef.
De vrouwen die de was binnenbrachten, wisten niet precies alle familiebetrekkingen onderling van de koninginnen en prinsessen met de koning en diens broeders en neven. Deze waren ook zo ingewikkeld en moeilijk te onthouden - omdat broeders met zusters, neven met nichten en alle hun kinderen elkander huwden aan het Perzische hof - dat zij voor niemand dan voor de belanghebbenden zelve ooit waren te onthouden. Niemand anders onder het Perzische volk deed er ook moeite toe en de schrijver dezer annalen raadt ook niemand aan er nog moeite voor te doen.
De slavinnen brachten een grote korf voor de divan van Atossa. Atossa loerde in de korf...
En haar eigene slavinnen haalden met voorzichtige vingers de gevouwen en gestreken sluiers eruit en telden ze, terwijl Atossa zelve de waslijst las: 'Zeven violette sluiers van Egyptische byssos met goud gestikte zoom,' las Atossa voor.
'Hier zijn ze, allerhoogste,' toonde Baktra - dat was de opperste slavin, uit Baktrië zij - de sluiers...
'Driemaal zeven...' ging Atossa voort.
Ook voor de andere koninklijke vrouwen, ook voor de koningin, brachten slavinnen de korven en zochten voor haar meesteressen de sluiers en zakdoeken uit, terwijl de meesteressen, gehurkt, de respectievelijke waslijsten oplazen...
'Dochter van Kyros,' zeide Artystona, gehurkt naast Atossa, maar op eigen divan, 'is deze zakdoek niet gemerkt met uw koninklijke A?' En zij bood zelve een zakdoek aan de koningin-moeder.
Deze reikte naar de zakdoek: onder de reizende zakdoek reikten vele slavinnenhanden om de zakdoek de reis van koninginnenhand tot koninginnenhand te vergemakkelijken, maar het was niet nodig. Atossa had de zakdoek gegrepen en bezag die.
'Inderdaad, Artystona,' grijnsgrimlachte zij nijdig beminnelijk. 'Maar altijd die vergissingen...'
En de zweep verhief zich en klakkerde door de lucht.
De slavinnen krompen ritmisch de ruggen en kropen ineen... Atossa legde de zweep neer, plots gekalmeerd.
'Zevenmaal zeven sluiers van lijnwaad voor de nacht,' las zij voor.
'Het is ook lastig voor de wasvrouwen: met al die A's!' zeide Artystona.
Zij was zacht en beminnelijk, zij was Dareios' liefste vrouw geweest, vierde in rang; zij was zeer schoon geweest; hij had haar, nog maagd, gehuwd. Hij had haar een gouden beeld gesticht en haar zoon was Gobryas en Gobryas was de vader van Mardonios en haar andere zoon was Arsames en Mardonios was dus de neef van Xerxes en had hem tot de oorlog aangezet en Arsames was, als Mardonios, veldheer en hij voerde de Ethiopiërs aan.
1 comment