'Nu komt het,' verkneukelde Amestris zich.
'Nu komt het,' giechelden de vrouwen achter haar.
'Toen beval mij mijn vader door de geheime boodschapper, mij te verzekeren of de Smerdis wel oren had, want de heuse Smerdis had oren maar de valse Smerdis had er geen; Kyros had ze hem laten afsnijden, ik weet heus niet voor welk vergrijp...'
Op de divans en achter de divans en achter het weefgetouw grinnikte het en giechelde het.
'Het was heel gevaarlijk voor mij,' ging onverstoorbaar Faidyma voort, 'om mij te overtuigen of de Smerdis oren had. Maar ik heb het gedaan om te weten of de Smerdis wel Smerdis was. Eens, toen ik weder zijn bed had gedeeld...'
Al de vrouwen schoven geheimzinnig nader als om van Faidyma's lippen de belangvolle woorden op te vangen.
'...sliep de Smerdis na de liefde in...'
'En toen, o zuster?'
'En toen, o Faidyma?'
'En toen, toen, vorstelijke Faidyma?' riepen de bijvrouwen, de koningin...
'Toen tastte ik uit...'
Faidyma's handen tastten uit.
'En toen voelde ik... voelde ik... dat de Smerdis... onder zijn lange haren... géén oren had...'
Een uitbarstend vrouwengelach. Maar dadelijk verstomd.
'Wat is er?' vroeg Faidyma verbaasd.
'Niets, oudste zuster,' zei Amestris. 'Een van de slavinnen hier achter is in de kokende marmelade gevallen.'
'Het is een schande,' zei Atossa, ontstemd over het te luide gelach. 'Waar is ze, Amestris? Ik wil haar zien, ik wil haar hebben, hier!'
Amestris gaf snel een bevel.
'Brengt haar hier, gauw!' riep Atossa.
Het duurde nog slechts enkele ogenblikken. Buiten in de portiek, waar de vrouwen bezig waren met haar cosmetieken, oliën, confituren, hadden er een paar snel een grote koperen ketel uitgestort over een slavin die zij altijd treiterden. De slavin gaf een gil om de lauwe, zoete brij die droop over haar hoofd en leden. Maar de andere vrouwen duwden haar binnen.
'Hier is zij, allerhoogste!' riepen de vrouwen en duwden de rood-overdropen slavin voor Atossa.
De zweep klakkerde door de lucht; de geselende riemen striemden.
'Moet jij de marmelade bederven?' krijste Atossa en sloeg en sloeg. 'Aan het kruis met die stommeling!'
De vrouwen duwden de schreeuwende, tegenstrevende slavin de zaal door...
De opperste der eunuchen, Ogoas, verscheen aan de poort der zaal tussen de divans van Amestris en Artazostra.
'Koninginnen van Perzië!' schrilde zijn stem. 'Er zijn boodschappers uit Kelainai van de koning der koningen en van de prinsen der Perzen.