Hij verzamelde de gouden dingen.
'Hier,' zeide hij en duwde de aanvoerder een armband toe. 'Die is voor jou. En deze twee zijn voor je muilezeldrijvers. En de rest is voor mij. Neem mij mee tussen je potten en martevanen myrica-honig!'
De muilezeldrijvers hielpen de prachtkerel een kar te bestijgen. De Onsterfelijke rolde met zijn reuzenleden tussen de grote martevanen heel ongemakkelijk bijna in zwijm. Maar vóór met veel geklak van zwepen en luide commentaar van muilezeldrijvers en karavaanaanvoerder, de karavaan zich bengelend, slenterend, in beweging zette, balde de Onsterfelijke de vuist naar de plataan en schreeuwde hem toe:
'Vervloekte plataan! Vervloekte plataan!'
De plataan antwoordde niet. Onverschillig ontdaan te zijn van zijn ordetekenen, hem door de koning der koningen geschonken, hief hij oppermachtig schoon en sterk zijn breed bladerende kruin in de blauwe lucht, onontroerd.

naar boven

VIII Vanuit Sardes zond Xerxes herauten naar alle streken van Griekenland, behalve naar Athene en Lakedaimonië, om 'aarde en water' te vragen, herauten naar alle steden om te bevelen dat men proviand zou bewaren en maal zou bereiden, zo de koning der koningen met zijn legers verscheen. 'Aarde en water' waren indertijd geweigerd aan Dareios, Xerxes' onvergetelijke vader.
Intussen werkten duizenden geniesoldaten aan de schipbrug over de Hellespont tussen Abydos en Sestos. De zee-engte was daar zeer nauw, een brede rivier gelijk tussen ruwe, rotsige oevers, niet meer dan zeven stadiën breed en de Egyptenaren bonden er de schepen onderling met kabeltouwen van byblos-schors maar de Foinikiërs, de kundige werklui, gaven de voorkeur aan kabeltouwen van vlas.
Een hevige storm die meerdere dagen duurde, raasde over zee en land, verbrak zowel kabeltouwen van byblos-schors als kabeltouwen van vlas en verpletterde de schepen tegen elkander.
Toen bedaarde de storm, als bevredigd en de zee werd zo kalm als een meer en de Hellespont, tussen de rotsen die blauwden onder de hemel die blauwde, scheen niet meer dan een schuldeloze rivier, een idyllische vloed in zuidelijke voorjaarslucht.
De winden, even bevredigd als zij geweest waren toen zij Hero en Leandros hier ter plaatse hadden doen sneven - verdrinkende Leandros, zwemmende naar Hero's toren en Hero zich van de toren stortende in zee - stuwden nauwlijks de kabbelende golfjes voort.
Maar de Hellespont zou worden gestraft.
De winden had Xerxes ook gaarne willen straffen, maar zij woeien her en der, zij waren niet gemakkelijk te geselen. Maar de Hellespont zou worden gegeseld: tussen de toestromende soldaten, het toestromende volk dat zien wilde, geselden Xerxes' beulen de Hellespont en dienden de Hellespont driehonderd geselslagen toe. De brandmerkers brandmerkten de wateren met gloeiende ijzers. Toen de ijzers sisten in de kabbelende golfjes van de Hellespont en de kabbelende golfjes onder de geselstriemen alleen even wat schuimelden en onverschillig voortkabbelden, begon het volk te lachen, maar Xerxes' onderofficieren keken boos om en barsten: 'Tuig!'
Toen lachte het volk niet meer. En een heraut met prachtig klinkende stem las voor van een rol die hij open plooide:
'Zoute wateren! Bittere wateren! Uw meester straft u omdat gij hem hebt durven weerstreven en beledigen. De koning der koningen Xerxes zal u goedschiks of kwaadschiks over trekken. En nooit zal iemand u offers brengen, want ge zijt een bedrieglijke, zoute rivier!'
De Hellespont murmelde voortkabbelend terug, dat hij geen rivier was maar een zeeëngte, wel heel nauw, maar de beulen verstonden de Hellespont niet. Zij sloegen de architecten van de vernietigde schipbrug de hoofden af en andere architecten beproefden hun krachten aan een andere schipbrug.
Die deden triremen aan elkaar vastbinden en vaartuigen van vijftig riemen: er waren er driehonderdzestig ter westelijke en driehonderdveertien ter oostelijke zijde. De eerste vaartuigen wendden hun flank naar de Propontis; de andere, naar de Aigaïsche Zee, gaven mee met de stroom, zodat de kabelen strakker rekten. Ankers werden van de vaartuigen uitgegooid; dubbele kabelen ditmaal, langs immense houten katrollen op machines, aan de oevers opgesteld, verbonden de boten; de kabelen van byblos-schors bij vieren gewrongen,de kabelen van vlas bij tweeën gewrongen: de laatste waren de sterkste en wogen per elleboogslengte het gewicht van een talent.
Toen de schepen vast aan elkander lagen gesnoerd, werden brede planken gezaagd en geschaafd, en naast elkaar op zware houten steunselen over de schepen - de kabelen strak aangedraaid - gevoegd. En bedekte men met zand het houten plankier.