Ik wil dus heel Europa veroveren en ik zal de koning der koningen zijn van heel de wereld. Als de Grieken eenmaal verpletterd zijn, zal er stad noch volk ons meer weerstaan. Schuldig of niet, alle volkeren zullen buigen onder ons juk. Ge zult mij dus zeer verplichten, o mijn satrapen, door te doen zoals ik u zeg. Roept in uw satrapieën alle lichtingen op.
Wie de beste troepen mij voorvoert, zal het schoonste geschenk ontvangen uit mijn koninklijke hand. Zo stel ik het vast. Maar opdat het niet schijne dat ik alles vaststelle naar eigene mening, verzoek ik u, o mijn groten, te beraadslagen over deze kwesties en mij uw gewaardeerde raad niet te onthouden.'
Xerxes keek beminnelijk rond, trots op zijn tact en laatste woord: hij wist met zijn groten om te gaan. Hij wist zeker dat als hij zo beminnelijk neerbuigend zijn satrapen hun raad vroeg, zij niet anders zouden raden dan naar zijn wil. En welbewust glimlachend rondkijkende - geheel en al ompoeierd door het goudstof der hellende zonnepaden, alsof hij zojuist ze af was gewandeld, de hemel uit, merkte Xerxes wel dat achter in de immense troonzaal de verste groten de hals rekten en de handen achter de oren hielden om nog op te vangen des konings laatste, reeds verklonkene woord. Maar hij trok zich niet aan dat zij niets hadden gehoord. Waarom waren zij geen grote maar kleine groten en stonden zij zo ver van zijn troon en glorie, weggeduwd door de grootste groten? Onmerkbaar haalde Xerxes de in zonneschijn stralende, goudommantelde schouders op...
Maar naast hem, van geleeuwpote schabel, was Mardonios opgerezen. Die was zijn zwager en droeg, als vele Perzen, een wel Grieks klinkende naam. Want zo Perzisch als 'Xerxes' klinkt en klonk, zo zuiver Grieks klonk en klinkt Mardonios.
Mardonios was een enthousiast jong generaal, gemaal van Xerxes' zuster Artazostra. Hij had reeds tegen de Grieken gevochten; hij was in Makedonië geweest met zijn talrijke heir-scharen, maar zijn vloot was in een storm bij de berg van Athos totaal vernietigd. Driehonderd schepen, meer dan twintigduizend man... Zeemonsters hadden de verdrinkende schepelingen verslonden. Mardonios had nooit kunnen vergeten dat zijn enthousiasme noch zijn leger en vloot geheel hadden gezegevierd over Grieken, stormgeweld, omstandigheden en noodlot, en eigenlijk had hij Xerxes tijdens intieme drinkgelagen wel een weinig bewerkt de woorden te zeggen die zijn zwager, de koning der koningen, juist had gezegd. Maar Mardonios, wie zijn enthousiasme in de weg zat en die meer veldheer was dan diplomaat, gunde toch gaarne zijn zwager, de koning der koningen, alle verdienste Perziës groten op te wekken tot een nieuwe oorlog met Griekenland. Zodat Mardonios zeer enthousiast uitriep: 'O hoge despoot, gij zijt niet alleen de grootste der Perzen die tot nog toe het aanschijn aanschouwden, maar ook die het zullen aanschouwen!'
In zijn enthousiasme was Mardonios geheel oprecht. Hij dacht niet aan ironie. Hij wist niet wat ironie was. Hij had de ziel van een krijgsman en van een enthousiast; alles bij elkaar een mooie ziel. Maar hij wist niets van zijn mooie ziel en hij zag alleen de grootheid van Perzië en de koning en daarom riep hij uit, opgetogen: 'Neen, gij zult niet lijden dat de Ioniërs van Europa, dat lage en verachtelijke volk, ons langer beledigen zullen! Hebben wij niet Saken, Indiërs, Ethiopiërs, Assyriërs en talrijke andere volkeren, die ons nooit iets hadden gedaan, overwonnen en zouden wij die Grieken niet gaan overwinnen die in Sardes gekomen zijn, onze heilige hoogvlakten ontwijdden, onze heilige bossen waagden in brand te steken? En wat zouden wij vrezen!? Het aantal hunner troepen, hun rijkdommen? Wij zullen grotere legers hebben en aanzienlijker schatten! En dan zijn zij altijd zo dwaas te willen strijden in een open vlakte: onze grotere legers zullen hen vernietigen op hun open vlakte! Als zij durven tenminste, want zij dorsten mij in Makedonië geen slag leveren toen ik er de Perzische heirscharen voerde! Koning, wij zijn steeds in de strijd niet alleen de dappersten, ook de krijgskundigsten! Aan ons zal de zege zijn!' Het bijvalgegons als van vele bijen murmelde de grote troonzaal door. Maar dit gegons was omdat het behoorde en het de gewoonte was aan het Perzische hof des sprekers woord bij te vallen uit voorzichtigheid. Eigenlijk wilden de Perzen de oorlog niet, gedachtig aan Marathoon, al had Xerxes gezegd dat de historische waarheid over Marathoon nog lang niet bekend was geworden.
En zij waren zeer blijde toen oprees van een tweede geleeuwpote schabel de oude Artabanos, zoon van Hystaspes en oom van Xerxes van vaderszijde. Oom zeide: 'O basileus, vergelijk om te weten van zuiver goud, uw goud met ander goud.
1 comment