Weeg uw gevoelen en dat van Mardonios op tegen het mijne. Ried ik uw vader, mijn broeder Dareios, reeds niet de Skythen niet klakkeloos te beoorlogen? Hij volgde niet mijn raad en hij verloor zijn legers in Skythië! Ge wilt een brug over de Hellespont maken om uw legers in Europa te voeren, maar veronderstel dat onze vijanden onze vloot verslaan en uw brug over de Hellespont vernietigen, hoe voert gij uw legers weer huiswaarts? O, grote koning, wees voorzichtig! Wie groot is, loopt het meeste gevaar. De bliksem treft torens en olifanten, maar de mieren wriemelen in veiligheid voort tijdens stormgeweld. En gij, Mardonios, laster de Grieken niet langer; zij verdienden nooit uw verachting! Herinner u liever al dat ge nu vergeet of voordraagt op uw wijze, en gij zoudt niet gevaar lopen een ramp op te roepen over de Perzen en zelve op Attische of Lakedaimonische grond verslagen te liggen, ten prooi aan gieren en honden!'
Zo wijze woorden van bejaarde voorzichtigheid behaagden noch Xerxes noch Mardonios. Der groten bijvalsgegons murmelde de zaal echter door als het steeds gonsde na raad of redevoering. Men wist toch nooit waartoe de koning besluiten zou en het was dus voorzichtig, hoffelijk altijd te gonzen.
Maar Xerxes rees in woede op en riep tot zijn oom: 'Gij zijt een lafaard en een oud wijf! Ik zal u hier laten met de vrouwen! Ik ben de zoon van Dareios en onder mijn voorouderen tel ik Hystaspes, Arsames, Kyros, Kambyses, Achaimenes! Ik wil niet minder zijn dan zij. Ik wens ook niet meer dan de wereldalmacht! Ik wil de oorlog, ik besluit tot de oorlog!'
De groten hoorden verschrikt Xerxes aan, maar het bijengegons murmelde met bijval langs hun baarden de troonzaal door. Oom Artabanos was met somber gebogen hoofd gaan zitten op zijn schabel. Maar Mardonios keek blij als een jonge leeuw en Xerxes draaide zijn gouden rug om, ten teken dat het parlement geëindigd was.
Hij wandelde niet de hellende zonstralen op naar het paleis van Ormoezd, de zonnegod. Hij trok zich eenvoudig terug in zijn appartement, tevreden dat zijn groten tot de oorlog met Griekenland hadden besloten en toch niet zo erg tevreden om Artabanos. De troonzaal uit, vervloeide de menigte der prinsen, satrapen en groten.
Duidelijker in de nu legere zaal, wier honderd zuilen op haar dubbele stieretorskapitelen torsten de cederhouten balken der zoldering, glansde en schoot stralen de verlaten troon met zijn grijnzende leeuwen.
En die zelfde leeuwen, de leeuwen in lopende beweging achter elkander, de koninklijke leeuwen, symbolen van opperste macht en kracht, werden nu ook in de legere en legere zaal meer en meer zichtbaar op de glazuurstenen tichelrand die de gehele onmetelijke troonzaal omgaf: de ivoorwitte leeuwen met het groen en het blauw van manen en monsterzwaar gespierde schoften, de leeuwen met de vergulde, cirkelronde, opene muilen en de hoog opgekronkelde staarten.
Toen de zaal geheel leeg was, kwam achter een verguld traliewerk te voorschijn Atossa, de moeder van Xerxes, een oude vrouw, bijziende nijpende de ogen en geheel met violette sluiers omhangen. En zij zeide tot de drie andere koningin-weduwen van Dareios, die haar, de allerhoogste, omringden:
'Ik ben nu van mijn oorlogje zeker. Ik moet Atheense en Dorische slavinnen hebben: geen betere dan die...'

naar boven

II Zodra echter Xerxes zich alleen bevond, deden de eenzaamheid, de nacht, de stilte hem alles anders inzien dan op zijn troon in zijn troonzaal met zijn glimlachend innemende ogen weidende over zijn satrapen. Hij fronste de brauwen, hij zat neer op de rand van zijn bedde, dat op leeuwepoten van goud zich verhief als weer een troon, maar wel een slaaptroon, en hij steunde de baardkin in de palm en dacht na en vond ineens alles zeer bezwaarlijk. Oorlog beginnen tegen de Grieken... Een brug over de Hellespont... En dan die eeuwige stormen die woeien om het voorgebergte van Athos en die reeds eenmaal een vloot hem hadden weggeblazen... Hij balde in stille woede zijn vuist tegen de hem niet gunstige windgod. Hij besloot op eenmaal dat hij geen oorlog tegen de Grieken beginnen zou, en wat hij besloot was zeer menselijk om de plotse veranderlijkheid van zijn besluit: in nachtkostuum en stil slaapvertrek besluit een koning der koningen dikwijls geheel anders dan in gouden plechtgewaad en tussen de ontplooide praal van zijn koningschap. Maar ontevreden op zich en alles en iedereen, en op zijn moeder, en op Mardonios, was Xerxes wel en daarom wierp hij zich met een driftige ruk ter ruste en draaide zijn rug naar zijn kamer toe. En sliep in, want hij leed toen nog niet aan slapeloosheid. En toen hij sliep, naderde hem een droom. De dromen zijn godheden. Zij zijn kleine godheden, maar godheden zijn zij. Er zijn goede en boze onder en meestal zendt Zeus - die de Perzen mét de Grieken, maar anders, vererende goede dromen uit onder goden, helden en mensen.