'Als hij iets aangenaams hoort,' raasde Xerxes voort, steeds wijzende in zijn oor, 'verheugt hij zich en de vreugde verspreidt zich door heel zijn lichaam. Als hij iets onaangenaams hoort' - Xerxes' wijsvinger dreigde steeds zich het trommelvlies te doorboren - 'wordt hij kwaad, nijdig. Ook al gedroeg jij je eerst naar mijn welbehagen, je was toch nooit zo mild als ik, een koning, geweest zou zijn?! Ik ben overtuigd dat je zilveren talenten verstopt hebt en wie weet hoeveel miljoen gouden staters! Toch wil ik, om mijn koninklijke dankbaarheid te betonen, je niet met gestrengheid behandelen. Eén zoon vraag je mij van de vijf? Ik gun je er vier, maar de vijfde en de oudste en je lieveling zal ik richten naar mijn welbehagen.'
En Xerxes beval Pythios' oudste zoon gevangen te nemen. Hij werd de beulen overgegeven en in twee stukken gehakt. Aan iedere kant van de weg naar Abydos werd een helft gelegd.
En Xerxes, met zijn leger, trok voort die volgende morgen en de veldheren en de officieren en de onderofficieren en de soldaten schuinoogden links en rechts naar de bloedige stukken romp...
Uren duurde de mars der infanterie, het hoefgetrappel der cavalerie: witte wolken stof warrelden op.
Na de noen kwam de oude Pythios, weeklagende.
En met hem vele oude verwanten en bejaarde vrienden, allen miljonairs als hij.
Er was luid gejammer en de oude miljonairs namen de twee stukken romp ter weerszij van de weg. En voegden ze samen op een baar die zij overdekten met een saffraangeel kleed. De rijke grijsaards torsten de baar terug en fluisterden onder elkander: 'Hadde Pythios alléén maar plichtmatige oorlogsschatting gegeven aan Xerxes, de koning der koningen!'
'Niet al zijn baar geld!'
'Al zijn baar geld?!'
'Bijna al zijn baar geld! Hadde hij gegeven niet meer dan wij hebben gegeven!'
'Hij hadde van zijn oudste zoon nog vreugde beleefd in lengte van dagen!'
'Als wij van onze oudste zonen misschien nog beleven, zo zij terugkeren met Xerxes overwinnaar!'
En de oude miljonairs die al hun zonen hadden gegeven maar niet al hun baar geld, torsten klagende de baar terug naar de stad.

naar boven

X Het leger stroomde van Sardes naar Abydos aan de Hellespont. Eerst kemelen, dromedarissen, muilezelen: zij torsten kofferen en kisten: het was een eindeloze karavaan. Dan volgden de troepen aller natiën, aan de koning der koningen onderworpen; dat was meer dan de helft des legers en zij volgden met hun veldheren, officieren en onderofficieren in bijna ordeloze massa's, die alleen de klakkende zwepen bijeen hielden.
Dan was er een leegte.
Er was een langdurige leegte, dat zich legde het witte stof van de weg. Dan volgden statig, stapvoets, duizend ruiters, keurkorps gekozen uit alle Perzische onderdanen.
Volgden duizend wapenknechten te voet, met pieken gewapend, punt ter aarde gestrekt, in paradepas, keurkorps der infanterie.
Volgden de tien heilige paarden.
Zij waren de Nizaïsche Paarden; zij kwamen van de vlakte van Niza in Medië; daar zijn de prachtige stoeterijen die bevatten honderdvijftigduizend paarden, de edelste en grootste rossen ter wereld, wit of zwart, als sneeuw of git en wie ze zag draven over de vlakte van Niza, meende hij had de paarden der goden gezien, zeepaarden of wolkepaarden, paarden van schuimende zee of van stormende wolken, paarden met vuur blazende neusgaten, paarden met bliksemende ogen, paarden met krommende nekken, flapperende manen, wapperende staarten. Wie de honderdviiftigduizend paarden had zien draven over de vlakte van Niza, had een ongelooflijke schoonheid gezien: een levende oceaan, een eeuwig beweeglijke, neergezonken hemel van wolken...
De tien heilige paarden, prachtiglijk getuigd en bepluimd, waren uit deze paarden gekozen. Zij volgden, geleid door edelboortige palfrenieren.
Volgde de heilige wagen van Zeus.
Die was leeg, maar getrokken door tien blanke paarden, en te voet liep de menner achter de paarden, want niemand mocht de wagen bestijgen: Zeus, onzichtbaar, de Zeus der Perzen, dat is de god der Perzen, beklom soms de wagen, onzichtbaar.
Volgde Xerxes, op zijn strijdwagen, bespannen met twee paarden van Niza en zijn wagenmenner ging te voet: hij was een broer der koningin en heette Patiramfes, zoon van Otanes.
Volgde de harmamax van Xerxes: zijn overdekt rijtuig, waarin hij zich strekte als hij moede was van het trotse staan in de wagen.
Volgden duizend piekeniers, maar de pieken met de punt naar boven, met gouden appelen erop.